zaterdag 5 september 2009

Berlin-Moskva

Nog maar net de trein op en we zitten wat ons betreft in Rusland. Onze norse provodnik, de wagonverantwoordelijke, denkt er net zo over. Hij begint een exposé tegen ons, ziet onze gezichten, concludeert snuivend "no russian?", wijst een beetje in het rond en gaat er vandoor; op zoek naar beter gezelschap. De trein vertrekt, we installeren ons in onze coupé en Duitsland trekt aan een rotvaart aan ons voorbij.


Eens de grens met Polen over verandert het landschap in geharkte akkers, weiden en bossen en hier en daar een grote agglomeratie (hoewel dat groot nogal relatief is). Af en toe staan we twintig minuten stil in één of ander godvergeten station. De tijd doden we door te lezen, woordjes te leren en te kijken naar de voorbijrazende landschappen. Ik sms met vriendin Charlotte, die zonder het te weten de prijskaart in onze coupé moet vertalen. Zo vernemen we dat caxap zoveel betekent als suiker. Bij het tweede woord loopt het mis: volgens de vertaling die ons uit België bereikt kost "u wordt verzocht" 40 roebels.


Na een uur zoeken vinden we een provodnik - de onze is spoorloos - die ons vertelt dat de restauratiewagen pas na Brest aan de trein wordt gekoppeld. Deze avond raken we dus niet meer aan eten want Brest is nog ver en er wacht ons daar een heel gedoe van controles en gepruts aan de trein. We zullen het moeten doen met onze royco soepzakjes en het noodrantsoen van de collega's, bestaande uit een blikje sardienen, een blikje tonijn en een pak koeken.


Om het half uur trek ik naar het toilet want ik weet dat wanneer het circus in Brest begint, het voor een paar uur gedaan is. Ik ben net aan het dromen over hoe ik midden in de nacht nog maar es richting wc ga en hoe Martin er dan plots onze provodnik bij haalt als de hele trein om 02.30 uur 's nachts dooreen wordt geschud. Een paar seconden later vliegt onze deur open. Twee paramilitairen blaffen op dwingende toon: "paspoorrrrt contrrrol!". Ik schiet in houding, steek borst vooruit en houd paspoorten uitgestrekt. Deur terug toe. Twintig seconden later knalt de deur weer open. Drie strenge paramilitairen keuren ons, brommen iets en lopen voorbij. Ik vind het best grappig en lach, iets te snel want de laatste keert zich om en bekijkt mij wantrouwig. Ik begin te verlangen naar ons provodnik, die vergeleken met deze gasten de kwaadste nog niet is. Bon, de deur gaat weer dicht, maar ik heb het spelletje wel door en ga in kleermakerszit op bed dit verslagje schrijven. Mij zullen ze niet meer hebben. Het duurt langer dan verwacht maar na twee minuten zwaait de deur opnieuw open. Ik kijk de vrouwelijke agenten met uitgestreken gezicht aan. De deur blijft open deze keer. Af en toe steek ik mijn hoofd om de hoek maar er is altijd wel iemand die mij prangend aankijkt me laat verstaan dat ik beter niet te veel aandacht trek. Een half uur later krijgen we twee papiertjes in onze handen gestopt waarop we onze paspoortgegevens moeten noteren. Ondertussen beent onze provodnik driftig heen en weer door de wagon. Ik vraag me af of hij ergens de start-to-run tape van Evi heeft opgeduikeld, dan wel of dit altijd zo gaat. Van slapen komt voorlopig niets in huis. De trein rijdt vooruit, achteruit, vooruit, achteruit. Dat gaat zo een tijdje door tot we een grote hangar binnenrijden en met trein en al de lucht invliegen. Het is nu 04.30 uur 's nachts en er moet een nieuw onderstel onder de trein worden gemonteerd, zodat die de Russische sporen op kan. We zitten dan wel op een nachttrein, maar slapen is onmogelijk, best een origineel concept eigenlijk.

Rond 5 uur vervolgt de trein eindelijk zijn traject, merk ik terwijl ik indommel. Een klein uur later word ik opnieuw wakker, net voor we een grote Wit-Russische stad binnenrijden. Minsk, vermoed ik? De rest van het Wit-Russische landschap moet nog even wachten. Slapen nu. Dat landschap blijkt vooral te bestaan uit velden, bossen en kleurrijke houten huisjes met golfplaten daken, zie ik bij het wakker worden.

De tijd vliegt voorbij en we rijden probleemloos de Russische grens over nabij Smolensk. Het is 16 uur wanneer we eindelijk een restaurantwagen vinden. De restaurantdame brengt ons de kaart, maar wanneer ze merkt dat we geen Russisch spreken trekt ze die resoluut uit onze handen en concludeert vastberaden: "soup!". Wie zijn wij om tegen te spreken. Het is een stevige maaltijdsoep en zo sluiten we onze treinrit tegen alle verwachtingen af zonder honger. We nemen afscheid van onze provodnik, aan wie ik intussen gehecht ben geraakt en die ik zeker driemaal aan het glimlachen kreeg. En dat niemand onzedige dingen durft suggereren!


Dobry vecher Moskva!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten